De reis van een Hasseltse bioloog naar het Mweru- en Tanganyikameer.
Portret Louis Stappers
Louis Stappers werd op 2 mei 1883 geboren in Hasselt als oudste zoon van stadssecretaris Emiel Stappers en Wilhelmina Martens. Hij had nog één broer, Joseph. De familie woonde in de Demerstraat 66, het huis ‘’s-Hertogenbosch’, naast ‘In den Boschwagen’. Stappers was een uitstekende leerling aan het Hasseltse Koninklijke Atheneum. Aan de KU Leuven haalde hij doctoraatstitels in de geneeskunde en de natuurkunde (dierkunde). Professor Gustave Gilson, een marien bioloog, nam Stappers regelmatig mee als assistent bij zijn onderzoek van het leven in de Noordzee.
Gilson kende ook de illustere Hasselaar Adrien de Gerlache (1866-1934), die in 1907 met de Belgica naar de Noordelijke Ijszee zou varen. Stappers kon, als 24-jarige bioloog, mee en deed veel ervaring op met dieptepeilingen en met het verzamelen van specimens van zee-organismen. In 1908 en 1909 publiceert hij artikels over zijn bevindingen. Begin 1911 vertrekt Stappers in opdracht van het Ministerie van Koloniën naar Congo. De tijd van de heroïsche ‘ontdekkings’-reiziger is dan voorbij. België wil de natuurlijke rijkdommen in de zich toegeëigende gebieden inventariseren en exploiteren. Stappers’ studiereis moet de visserij aan het Mweru- en het Tanganyikameer in kaart brengen.
In 1913 keert Louis Stappers terug naar België. In twee jaar tijd verzamelde hij meer dan 800 visspecimens en bracht hij de bodem van beide meren in kaart. Na de reis verlooft hij zich met een zekere juffrouw Froidmont. Jammer genoeg zal hij zelf maar weinig kunnen publiceren over zijn studiereis. Louis Stappers sterft als arts aan het front, op 30 december 1916 in een militair veldhospitaal in Calais.
[Foto’s uit de albums van Louis Stappers, Collectie BHL]
Portret met de Gerlache
Deze foto van Adrien de Gerlache en Louis Stappers werd gepubliceerd in het verslag van de wetenschappelijke reis met de Belgica naar de Noordelijke Ijszee. De expeditie stond mede onder leiding van Filips van Orléans, de achterkleinzoon van de laatste Franse koning Lodewijk Filips I (1830-1848).
Het was de bedoeling om de noordelijke kusten van Siberië te bevaren, van de Karazee tot aan de Beringstraat. Maar de Belgica raakte voor meerdere maanden vast in het ijs, ter hoogte van de Karazee.
In zijn verslag uit 1909 noteert Filips van Orléans dat er ondanks deze tegenslag toch zinvol werk is geleverd, onder meer dankzij de inspanningen van Louis Stappers, die peilingen deed en specimens verzamelde.
[Foto: Duc d’Orléans, La revanche de la banquise, 1909 – Collectie BHL, LA-F-19
Dagboek
Dit handgeschreven dagboek van Louis Stappers is al geruime tijd in het bezit van Bibliotheek Hasselt Limburg en vormt samen met twee fotoreeksen een belangrijk egodocument en tijdsdocument voor Congo anno 1911.
Stappers documenteerde vanaf zijn verblijf in Elisabethville (voorjaar 1911) tot maart 1913 (terugreis naar Europa) alle etappes van zijn reis. Die stellen ons in staat om de expeditie chronologisch te reconstrueren.
Stappers beschreef ook hoe hij zijn opdracht uitvoerde en hoe de visserij eruitzag aan het Mweru- en Tanganyikameer. Hier en daar somt hij op wat er gevangen wordt, maar het dagboek is duidelijk niet de plaats voor gedetailleerde biologische informatie over de vissen of inventarissen van specimens.
Hij beschrijft al zijn etappes, vertelt amusante anekdotes, wijdt uit over de obstakels die letterlijk en figuurlijk op zijn weg liggen, schetst zijn teleurstelling in de logistieke ondersteuning, …
Zeer interessant zijn de passages waarin hij de werking van de lokale Belgische overheid aanklaagt. Ze geven een inkijk in het bestuur van Belgisch Congo op dat moment, maar ook in de persoonlijkheid van Louis Stappers. Het dagboek schetst een beeld van een jonge, gedreven wetenschapper, die het slagen van zijn onderzoek zeer serieus neemt.
[Foto: uit het dagboek van Louis Stappers, Collectie BHL]
Schrift
Bibliotheek Hasselt Limburg bewaart twee reeksen van foto-afdrukken van Louis Stappers: een schrift met 155 foto’s en 28 losse kartons met 105 foto’s. De kartons werden gerecupereerd van drukvoorbeelden voor het luxueuze verslag van Duc d’Orléans naar de Karazee.
Het is niet duidelijk wat de aanleiding voor beide documenten is, noch hoe beide eventueel met elkaar in verband staan.
Stappers geeft in de zomer van 1912 in een brief aan André Van Iseghem, secretaris van de vice-gouverneur-generaal van Katanga, mee dat hij zijn glasnegatieven niet op een goede manier kan laten ontwikkelen in Afrika. Hij raadt ook aan om in Afrika geen glasnegatieven van het merk Imperial te gebruiken, maar van Lumière of Eastman. Door de warmte komt er een waas over de Imperialnegatieven te liggen.
Hij belooft om na zijn terugkeer de negatieven te laten ontwikkelen door een professionele fotograaf en te zorgen voor een album voor zijn vrienden.
In elk geval waren de foto’s in 1914 ontwikkeld, want ze werden gepubliceerd in artikels van Stappers en Gustave Gilson.
[Foto’s van het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Foto Boulevard d’Elisabethville
Stappers reist begin 1911 via Kaapstad met de trein tot in Elisabethville, dat toen nog niet veel meer was dan een stip op de kaart.
Het gebied aan de Lubumbashirivier had in 1891 de interesse gewekt van de Belgische overheid en industrie, nadat geograaf Jules Cornet (1865-1929) de aanwezigheid van koper had ontdekt. In 1906 werd Union Minière du Haut Katanga opgericht, met als doel kopermijnen op te starten in de buurt van de rivier. In 1910 bezocht Albert I, de troonopvolger van Leopold II, de mijnen. Vanaf dat moment noemt men de stad, waar de mijnwerkers onderdak kregen, Elisabethville, naar de echtgenote van koning Albert I.
Hoewel het koloniaal charter van 1908 expliciet verbood om dwangarbeid te organiseren, waren de grote privémaatschappijen zoals Union Minière in grote mate vrij om de ‘economische ontsluiting’ van het gebied te organiseren. Met steun van de overheid werden heel wat werkkrachten uit hun dorp overgeplaatst naar Elisabethville. Zij werden met hun familie gehuisvest in ‘paillotes’, hutjes. Er werden avenues en boulevards aangelegd.
Elisabethville werd de provinciehoofdstad van Katanga. In 1910 waren er 300 Europeanen en 1000 Afrikanen in Elisabethville, in 1913 1.000 Europeanen en 7.000 Afrikanen. Vandaag heet de stad Lubumbashi en telt ze meer dan 1,5 miljoen inwoners.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Foto Lukonzolwa
Louis Stappers begint zijn dagboek in Elisabethville, het startpunt van zijn studiereis. Twee jaar lang trekt hij van onderzoekspost naar onderzoekspost; van het Mweru- naar het Tanganyikameer. Anno 1911-1913 zijn er geen verharde wegen of spoorwegen in het gebied. Stappers legt honderden kilometers af, te voet in karavaan. Vanuit de onderzoeksposten maakt Stappers kortere verplaatsingen, meestal met een steamer, om ook visvangsten en peilingen te kunnen doen.
De onderzoeksexpeditie omvat vier grote delen:
[Foto: uit het dagboek van Louis Stappers, Collectie BHL]
Porteurs
Stappers reist niet alleen. Zonder dragers - porteurs - kan de onderzoeksreis niet slagen. Hij onderhandelt met lokale Belgische oversten en dorpshoofden om dragers tewerk te stellen voor zijn karavaan en dat zijn er vaak meerdere tientallen. Voor een etappe tussen Elisabethville en Kasenga telt Stappers in zijn dagboek maar liefst 94 dragers.
Er wordt gewandeld tussen half acht ’s ochtends en het middaguur. Vervolgens wordt het kamp opgezet en probeert Stappers notities te maken over de omgeving. Hij noteert dagelijks hoe de dorpshoofden hem en de karavaan van voedsel voorzien.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Pêcheurs
Het dagboek van Stappers geeft een goed beeld van de reikwijdte van de opdracht. Samengevat dient hij de mogelijkheden te onderzoeken om aan de meren een visvangst op grotere schaal te organiseren.
Deze opdracht paste in een bredere interesse voor de agrarische, industriële en economische ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Een nieuw Algemeen Bestuur van Landbouw werd nog maar net vermeld in een Koninklijk Besluit van 25 januari 1910.
Net zoals de dragers waren ook de lokale vissers uit de dorpsgemeenschappen onontbeerlijk voor het slagen van zijn missie. Zij verzorgden de boten, gingen vissen, verwerkten de vissen, … Deze lokale inwoners werden aan Stappers ter beschikking gesteld door de ‘chefs de poste’. Op verschillende plaatsen in het dagboek noteert Stappers hoeveel hij elke helpende hand betaalt.
Verder werkte Stappers met assistenten, ‘agents’ die hij tijdelijk ter beschikking kreeg. Hun taak was het inventariseren van gegevens uit visvangsten en peilingen en een logboek bijhouden van meteorologische waarnemingen. Aan het Mwerumeer (najaar 1911 – februari 1912) kreeg hij hulp van een zekere De Rycker en een zekere Bruynooghe. Aan het Tanganyikameer (voorjaar 1912 – voorjaar 1913) moet Stappers heel wat corresponderen om van assistentie verzekerd te zijn. Tijdens deze periode maakt hij melding van een zekere D’hondt, Van Hyfte en Charlier.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Krokodil
Deze foto neemt Stappers aan het Mwerumeer in Pweto, maar ook in de Luapularivier zijn de krokodillen talrijk. Na één van de visvangsten op de rivier, sleurden een aantal krokodillen een visnet weg van de boot en scheurden het net vol vis helemaal open. Twintig vissers moesten met volle kracht het net inhalen.
Stappers meldt in zijn rapport aan het ministerie dan ook dat krokodillen en nijlpaarden een ernstige belemmering vormen voor de visserij: ‘Les crocodiles sont d’une abondance extrême et dangereuse, le jour comme la nuit. Un jour, à Kabombi, le sac d’une grande senne a été entièrement arraché par des crocodiles, avec tout le poisson qu’il contenait, alors que vingt hommes tiraient de toutes leurs forces sur le filet pour le rentrer.’
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Mannen maken netten
Stappers’ opdracht omvatte ook expliciet het verzamelen van zoveel mogelijk specimens voor de collectie van het koloniale museum in Tervuren. Het museum kende in deze periode een ongeziene verzameldrang.
Vandaag bezit het AfricaMuseum maar liefst 868 specimens die door Stappers en zijn assistenten naar Congo opgestuurd werden, voornamelijk van vissen, maar ook van insecten en andere dieren. Deze specimens vormden na Stappers’ dood voor verschillende wetenschappers een bron van onderzoek.
Stappers heeft ook aandacht voor de netten waarmee gewerkt wordt. In een artikel omschrijft hij nauwgezet hoe de grootte van de mazen en de gebruikte draad bepalend zijn voor de effectiviteit. In 1911 rapporteert Stappers over de aankoop van visnetten voor het museum: J’ai trouvé en divers villages et acheté pour le Musée de Tervueren des filets de pêche indigènes. Ce sont des nappes rectangulaires d’environ 2 m. de haut sur 20 à 50 m. de long.
Stappers gaf de specimens voor Tervuren op verschillende plaatsen aan de chefs de poste, die voor verdere verzending naar België zorgden.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Scan ministerieel besluit
Van in het begin van de expeditie heeft Stappers problemen met de lokale Belgische administratie. Soms moet hij weken wachten op orders of beslissingen uit Brussel en in zijn dagboek spreekt hij ronduit over vijandigheid tegenover zijn missie. De cynische opmerking in blauw potlood richt zich op die administratie, die naar eigen goeddunken beslissingen neemt.
Voornamelijk aan het Tanganyikameer stoot Stappers op veel problemen om assistenten en materiaal te vinden. Niet alleen de personele ondersteuning, maar ook het gebruik van materiaal bezorgt hem kopzorgen. Zo wil hij aan het Tanganyikameer – zoals hem beloofd was door de minister van Koloniën – gebruik kunnen maken van een steamer voor peilingen. Maar die blijken steeds in gebruik voor reisjes van lokale agenten of zijn voor langere tijd in reparatie.
[Foto: uit het dagboek van Louis Stappers, Collectie BHL]
Bathymetrische kaart Mwerumeer
Louis Stappers en zijn assistenten hebben verschillende honderden dieptepeilingen uitgevoerd in de Luapularivier, het Mweru- en het Tanganyikameer. Dat behoorde niet expliciet tot de opdracht, maar Stappers maakte er werk van omdat er geen gegevens over de meren beschikbaar waren. Biologisch onderzoek naar vissen is maar zinvol als er voldoende informatie over hun habitat is. Stappers had overigens tijdens de Belgica-expeditie naar de Karazee al ervaring opgedaan met dieptepeilingen, die hem nu goed van pas kwam.
Het Mwerumeer ligt 920 m boven de zeespiegel en is omgeven door het Kundelungu-gebergte, waardoor er nauwelijks havens of baaien zijn. David Livingstone merkte in 1867-68 al de grote hoeveelheid plankton op en omschreef het als ‘green scum’. Voor het ondiepe Mwerumeer gebruikt Stappers voornamelijk kleinere bootjes, ‘des pirogues indigènes’. Hij peilde een maximale diepte van 15 m en het volstond om met handpeilinstrumenten te werken.
Met deze gegevens kon Stappers een zeer gedetailleerd verslag én een bodemkaart (bathymetrische kaart) maken. Overal aan de oevers, waar het water niet dieper dan 2,5 m is, is de visvangst lonend en stabiel. Maar er is relatief weinig wind, zodat vissen met zeilbootjes, of boten die te zwaar geladen zijn, moeilijk is. Verder heeft de slaapziekte in de jaren vóór Stappers expeditie gezorgd voor een uitdunning van de vissersgemeenschappen aan de meren en dringt hij aan op medische bijstand voor de gemeenschappen.
[Kaart gepubliceerd in het artikel ‘Recherches bathymétriques sur les lacs Moéro et Tanganika’, 1914, p. 85, Collectie BHL, LA-E-7871/10]
Bathymetrische kaart Tanganyikameer
Dit is de eerste bathymetrische kaart (of bodemreliëfkaart) van het Tanganyikameer, door Stappers in 1913 gepubliceerd. De kaart toont de peilingen die hij en de Duitse corvetkapitein Jacobs in 1912 en 1913 deden. Ter hoogte van de baai van Songwe ligt het diepste punt van het meer, door Stappers in het najaar van 1912 gepeild op 1435 meter. Hij is zelf onder de indruk, omdat deze peiling aantoonde dat het meer het tweede diepste ter wereld was, na het Baikalmeer: ‘Aussi peut-on comprendre mon étonnement, lorsque mon plomb de sonde s’abîma un jour à la profondeur de 1,435 mètres. Du coup, le Tanganika devenait un des lacs les plus profonds de la terre, sa profondeur n’étant dépassée que par celle du Baïkal, qui a 1,800 mètres de fond.’ De ‘ontdekkers’ van het meer, Richard Francis Burton en Hanning Speke (1858) hadden de diepte op zo’n 1.000 meter geschat. Vandaag is een diepte van 1470 meter gemeten. Het belang van Stappers’ peilingen kan moeilijk overschat worden. Ze vormen het eerste wetenschappelijk onderzoek van het Tanganyikameer.
Tanganyika ligt op 773 m boven de zeespiegel en is omgeven door bergen, hoger dan 2000 m. Er staat een strakke wind en op het meer zijn er veel golven. De vegetatie aan de oevers is beperkt. Het meer bestaat uit twee grote kommen, die gescheiden worden door een hogere rug ter hoogte van Cap Kungwe en Cap Bwana n’ denge, die slechts 50 m onder het wateroppervlak ligt. In die rug vormt zich een vallei, waardoor het water tussen beide kommen stroomt en zo één geheel vormt.
Alexandre Delcommune
Louis Stappers besefte dat het doen van peilingen in het Tanganyikameer van groot belang was. Hij wilde dan ook heel graag meerdere reeksen peilingen doen, maar de bureaucratie zorgde ervoor dat hij lange tijd moest wachten voor hij een steamer ter beschikking kreeg. Enigszins wanhopig schrijft hij dat hij het ‘crimineel’ zou vinden om deze unieke kans om verder onderzoek te doen, te laten liggen: ‘Que dois je faire? […] C'est ici un des rares terrains vierges que nous restent et il serait criminel à laisser passer l'occasion.’
Uiteindelijk kon hij toch twee nieuwe reeksen peilingen doen, in het najaar van 1912 en in het voorjaar van 1913. Die gebeuren met de ‘Alexandre Delcommune’, waarmee hij het diepste punt van 1435 meter peilde. Het punt staat in de literatuur dan ook bekend als het Delcommune-punt.
Voor deze diepe wateren kon Stappers gebruik maken van een LUCAS-peilmachine die hem door het ministerie ter beschikking was gesteld. Deze peilmachine was sinds het patent in 1878 één van de meest gebruikte, tot de echopeilingen rond de Eerste Wereldoorlog hun intrede deden. Men liet een peildraad in pianodraad van 1 mm doorsnede en een gewicht van 15 kg zakken. Op een wijzerplaat werd de diepte afgelezen.
Uit briefwisseling van 1934 van het Ministerie van Koloniën blijkt dat Stappers van plan was om terug te keren naar de Afrikaanse meren, voor verder onderzoek. Hij had de LUCAS peilmachine om die reden achtergelaten in Uvira.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
de vele vissen op een terras
De opdracht van Stappers omvat op de eerste plaats het onderzoeken van de mogelijkheden om de bestaande visserij aan het Mweru- en het Tanganyikameer te optimaliseren. Als bioloog was Stappers goed geplaatst om de biotopen van de vissen te onderzoeken.
Stappers, zijn assistenten en de lokale vissers deden vele tientallen vangsten. Stappers vergeleek de verschillende manieren van vissen: aan de oevers of verder op de meren, in netten of met de lijn, … Voor elke manier van vissen werd de opbrengst zorgvuldig genoteerd in registers en logboeken.
In diepere wateren werd in beide meren vaak gewerkt met sleep- of drijfnetten. Die leverden een grote vangst in verhouding tot de geleverde inspanning. Stappers concludeerde wel dat de netten nog verbeterd konden worden. Aan het Tanganyikameer werd en wordt aan de oevers gevist met hengels. In het Mwerumeer is dat door de zanderigheid en de grote hoeveelheid plankton haast onmogelijk.
Stappers rapporteerde twee grote bedreigingen voor een gezonde visserij aan de meren: door een gebrekkige medische aanpak van de Belgische overheid, had de slaapziekte hele vissersgemeenschappen uitgedund of doen verhuizen. Het tweede gevaar was overbevissing. Voor Stappers stond het verschaffen van medische bijstand en het bewaken van het evenwicht in de visserij voorop. [Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
opensnijden vissen
Stappers onderzocht ook de visverwerking en -conservering, die nodig was om de vissen te kunnen verkopen op kleine, lokale marktjes. Hij fotografeerde het opensnijden, het schoonmaken, het pekelen en het roken van de vissen. Kleine vissen werden zonder versnijden in de zon te drogen gelegd (‘sêchage à la soleil’), terwijl grotere vissen werden versneden en schoongemaakt. Daarna werden ze in een zoutoplossing gelegd (gepekeld) en vervolgens liet men ze uitlekken en drogen in de zon.
Zout speelde een grote rol in de conservering van vissen, zeker als de visserij geoptimaliseerd diende te worden. Zout was duur en niet zomaar voorhanden. Om de mogelijkheden voor een grotere zoutproductie te onderzoeken, ging hij onder meer kijken in het dorp Nganza aan de Lufukorivier.
Aan het einde van het droge seizoen zette men via irrigatie het gebied onder water. De zon droogt het water op, en het zout blijft op de grond achter en wordt vervolgens van de grond geschraapt. Om het van de aarde te scheiden, wordt het geheel nog eens gefilterd. De zoutoplossing wordt opgevangen in bakken onder de filters. Eens gedroogd, blijft er enkel zout over.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Rookhut Mpala
Sommige vissen werden nadat ze schoongemaakt waren, gerookt aan een matig vuur in open lucht. Louis Stappers wilde uittesten of het roken van de vissen beter in een afgesloten ruimte gebeurt.
Stappers had goede contacten met de witte paters in Mpala (Tanganyikameer) en toen men daar in 1912 met een rantsoenprobleem geconfronteerd werd, tekende Stappers een plan voor een drogerij en rokerij. In zijn dagboek schetste hij hoe de rookhut eruit moest zien: met schuifluiken voor de luchttoevoer en -afvoer, een rek waar de vissen aan kunnen opgehangen worden op 2 meter boven het vuur, …
In december 1912 bouwen de Congolese werkkrachten die verbonden waren aan de missie op enkele dagen tijd een drooghuis en rookhut, onder supervisie van de witte paters. Telkens wanneer Stappers in de buurt was, stelde hij tevreden vast dat beide de gewenste resultaten leverden. Hij ontving ook felicitaties van de bisschop, die het een compleet succes noemde, en een bewijs dat men ook onder de evenaar vis kan bewaren.
Eerder, aan het Mwerumeer, was Stappers ook al betrokken geweest bij het optimaliseren van de visserij voor de militaire post in Kilwa. Ook daar moesten de rantsoenen voor de soldaten verhoogd worden.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Silurides
Na zijn terugkeer uit Congo gaf Stappers in januari 1914 een conferentie over zijn bevindingen. Hij rangschikte de gevangen vissoorten volgens hun economische belang: de Silurides, de Cichliden, de Cyprinides, de Characinides en de Mormyrides. Van deze vissen nam hij telkens foto’s en beschreef hij hun uitzicht, habitat, voeding, maximale grootte, …
Tussen de vele vissen die Stappers ving, zaten heel wat endemische soorten – soorten die uitsluitend in één geografisch afgegrensd gebied voorkomen. Het Tanganyikameer is bekend om zijn vele soorten Cichliden, waarvan 98% endemisch is. Vandaag doet het AfricaMuseum in Tervuren onderzoek naar de Cichliden in het Tanganyikameer en in de onderzoeksdatabank zijn een groot aantal loten te vinden die Stappers meebracht.
Stappers’ specimens en notities waren voor onderzoekers als G.A. Boulenger een rijke bron voor onderzoek. Boulenger gaf een tiental vissoorten die door Stappers verzameld werden, de toevoeging ‘stappersii’ in hun naam: Bathybargus stappersii, Clarias stappersii, Haplochromis stappersii (= astatotilapia stappersii), Lamprologus stappersii, Lates stappersii, Lestradae stappersii, Luciolates stappersii, Mastacembelus stappersii, Ophthalmotilapio stappersii, de Pelmatochromis stappersii, de Petrochromis stappersii, de Serranochromis stappersii en de Kneria stappersii.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Gelaatsuitdrukkingen
Stappers neemt een nieuwsgierige houding aan. De hele expeditie lang observeert hij de manier van werken en het visgerei van de inwoners. Hij noteert van verschillende gemeenschappen de ‘leefwijze’ en soms wat geschiedenis. Hier en daar heeft hij aandacht voor hun taal en gelaatsuitdrukkingen. De foto’s die hij daarbij neemt, dienen als wetenschappelijke illustratie.
Tijdens zijn verblijf in Kasenga aan de Luapularivier fotografeert Stappers een vrouw met verschillende gelaatsuitdrukkingen. Omdat hij de taal wil leren, of als basis voor een antropologische studie. Anasikitika betekent ‘het spijt me’, Anafuraki betekent ‘ik ben blij’.
Als typisch West-Europese wetenschapper classificeert hij de plaatselijke bevolking ook volgens ‘soort’ (‘un type’) of ‘race’ (‘une race). In sommige dagboekfragmenten wordt duidelijk dat hij de ene ‘soort’ hoger inschat dan de andere. Over de Waswahili-stam schrijft hij bijvoorbeeld dat ze een superieur zwart ras zijn, dat overeenkomt met een inferieur blank ras.
Hoewel hij zeer kritisch is voor de manier waarop de Belgische overheid in Congo bestuurt, toch stelt nergens de officiële koloniale gedachte, dat de Congolezen ‘beschaafd’ moeten worden, in vraag.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]
Cuisinier et son famille
Stappers stelt de Belgische aanwezigheid nergens in vraag, maar ziet hoe de kolonisatie ook voor een ontwrichting van de levensomstandigheden van de Congolezen heeft gezorgd.
Deze foto van een kok en zijn familie nam Stappers in Elisabethville. Aan de kledij van deze kok en zijn familie te zien, zijn deze mensen wellicht in dienst van Belgische officieren, industriëlen, … Stappers beschrijft in zijn dagboek dat hij het lot van de Afrikaanse vrouwen, wier man in dienst is van Belgische agenten, schrijnend vindt. Na een gedwongen verhuis, hebben ze geen land meer om te onderhouden en verdrijven ze hun tijd met nietsdoen. Het verbaast Stappers niet dat dit leidt tot losbandig gedrag, ook bij de Belgen. Stappers droomt van een moestuintje voor elk gezin in dienst van de Belgische posten. Zo hebben ze een bezigheid en kunnen ze zelfs wat groenten verkopen.
Ook over de Belgische aanpak van de slaapziekte is hij zeer kritisch. Men had hele gemeenschappen gedwongen te verhuizen en verboden te vissen. De preventie van de ziekte – het uitroeien van de tseetseevlieg – was voor de lokale agenten allesbehalve een prioriteit. Er waren zeer weinig dokters, waardoor geneeskunde soms beoefend werd door paters, …
Stappers maakt met het uitvoeren van zijn opdracht weliswaar deel uit van het systeem dat afhankelijkheid en uitbuiting met zich meebracht, maar is toch kritisch en bij momenten vlijmscherp voor de Belgische aanpak, vooral wanneer het over de levensomstandigheden of de gezondheid van de Congolezen gaat.
[Foto: uit het fotoverslag van Louis Stappers, Collectie BHL]