De Duitsers houden de Belgische krijgsgevangenen gedurende de oorlog vast in Duitse kampen.
Soltau bij Hannover is het grootste krijgsgevangenkamp en telt meer dan 60.000 gevangenen met hoofdzakelijk Fransen, Russen en Belgen. Een van de 11.373 Belgen is Neerpeltenaar Armand Balis.
Deze korporaal van het 13de linieregiment wordt gevangen genomen als de stad Namen en haar forten zich op 24 augustus 1914 overgeven. De eerste kaart die hij naar huis schrijft is afgestempeld op 22 september 1914.
Wekelijks stuurt hij een kaart naar zijn vrouw Leocadia Verspeek en zijn dochtertjes Rica en Maria, respectievelijk zes en vier jaar oud. Op 12 december 1914 is echter nog maar één hiervan aangekomen …
Gelukkig heeft Armand van zijn vrouw al zes kaartjes en een brief ontvangen, evenals drie geldstortingen en enkele pakjes met kleren en voedsel. Hij blijft al die tijd gezond maar klaagt over de verveling en vindt troost in het gebed.
In elk schrijven dat hij stuurt vraagt hij naar nieuws over de familie en drukt de hoop uit om spoedig met zijn gezin herenigd te worden.
De volgende jaren moet hij werken op een hoeve. Hij stuurt nog enkele portretfoto’s naar huis en ontvangt er ook enkele van zijn vrouw en kinderen.