Na de oorlog uit de bevolking haar dankbaarheid en bewondering voor de teruggekeerde soldaten. Ook haar verdriet over de gesneuvelden krijgt zijn plaats. Mettertijd neemt het eerbetoon vaste vormen aan met de oprichting van oorlogsmonumenten, de jaarlijkse herdenking van de wapenstilstand, de uitreiking van medailles, kostbare plaatwerken, ...
In 1920 verschijnt "Onze helden gestorven voor het vaderland" van René Lyr in het Frans, twee jaar later komt de Nederlandstalige versie uit. Dit luxueuze huldeboek voor de gesneuvelde soldaten is tegelijkertijd een degelijk overzichtswerk van de oorlog. Volgens de uitgever noemt koning Albert I het een "nationaal relikwieschrijn".
De oud-strijders die minstens twaalf maanden rechtstreeks tegenover de vijand gestaan hebben krijgen in 1932 recht op een vuurkaart, een rode militaire identiteitskaart. Vanaf 1933 geeft het Uitgevershuis J. Rozez in zeven opeenvolgende, maar telkens verschillende edities het "Guldenboek der vuurkaart" uit. Deze luxueuze uitgaven geven een kort historisch overzicht van de oorlog en vermelden per regiment de namen en onderscheidingen van de soldaten die een vuurkaart ontvangen hebben.